Het is onvermijdelijk. Pépé spreekt ook over vroeger, met de kleinkinderen maar ook met anderen. Met oud-leerlingen bijvoorbeeld, uit een tijd lang voor kinderen, laat staan kleinkinderen zelfs maar in je droom bestonden.
Het was leuk om even terug te keren naar zoveel jaren terug en het te hebben over onze avonturen in die kleine school die enkele jaren later, samen met andere kleine scholen het bewijs leverden dat je in Vlaanderen een onderwijsinitiatief met eigen werkmodel kunt uitbouwen en erkend krijgen.
Ons werkmodel bestond al een tijd. De moderne school bewegingen, geïnspireerd door Célestin Freinet hadden al een weg afgelegd sinds de eerste jaren van het Europese interbellum in de vorige eeuw. Wij probeerden ons in te voegen in die grote groep zoekende en lerende professionelen en eventueel ons eigen steentje bij te dragen.
En, achteraf bekeken, is ons dat wellicht ook gelukt. Niet alleen werden we geïnspireerd maar we konden voor sommigen blijkbaar een inspiratiebron zijn. Je houdt er het gevoel aan over dat je een soort schuld inlost. Je zette de tocht voort die anderen begonnen en nu lijk je sommigen bewust of onbewust te hebben geholpen om die tocht nogmaals verder te zetten.
De school waar we werk van wilden maken groeide snel onder onze handen, dank zij het enthousiasme van kinderen, ouders en collega’s.
Wat me vandaag duidelijk lijkt, is dat we er toen in slaagden het gevaar voor het dogmatiseren af te wentelen. Het lukte niet altijd, maar bijna. Freinet en Oury waren referenties. Wij probeerden ons te beperken tot de coöperatie in de klas. We steunden groepen en individuen bij het ontwikkelen van hun leerproject. Voor ons was de Klasraad altijd bepalend. In gemeenschap namen we steeds opnieuw voorstellen aan van iedereen. In gemeenschap hielpen we elkaar vragen formuleren voor elk beginnend project. Zo kwam wie een onderwerp onderzocht niet alleen tegemoet aan de eigen nieuwsgierigheid maar ook aan die van de andere leden van de groep. Toen waren, krant, school- en publieke bibliotheek de informatiebronnen. Het telefoontoestel was het middel om contact te leggen met mensen die ingingen op onze uitnodiging naar de klas te komen, of die we zelf gingen opzoeken. We hielpen de kinderen bij het vergelijken van informatie en het nagaan van de geloofwaardigheid ervan. Daarop volgde dan de publieke voorstelling van elk werk.
Net zoals nu was dat geen gemakkelijke taak. Maar is het niet wat onderwijzers doen die kinderen, auteur van hun leerproces, helpen om zich hun eigen weg uit te tekenen, samen en tussen anderen die zich eveneens een weg banen.
Die wegen lopen naast elkaar en kruisen elkaar vaak. Zoals die morgen, aan de deur van het kleine gebouwtje waar ons avontuur begon in 1979.
Het was leuk om even terug te keren naar zoveel jaren terug en het te hebben over onze avonturen in die kleine school die enkele jaren later, samen met andere kleine scholen het bewijs leverden dat je in Vlaanderen een onderwijsinitiatief met eigen werkmodel kunt uitbouwen en erkend krijgen.
Ons werkmodel bestond al een tijd. De moderne school bewegingen, geïnspireerd door Célestin Freinet hadden al een weg afgelegd sinds de eerste jaren van het Europese interbellum in de vorige eeuw. Wij probeerden ons in te voegen in die grote groep zoekende en lerende professionelen en eventueel ons eigen steentje bij te dragen.
En, achteraf bekeken, is ons dat wellicht ook gelukt. Niet alleen werden we geïnspireerd maar we konden voor sommigen blijkbaar een inspiratiebron zijn. Je houdt er het gevoel aan over dat je een soort schuld inlost. Je zette de tocht voort die anderen begonnen en nu lijk je sommigen bewust of onbewust te hebben geholpen om die tocht nogmaals verder te zetten.
De school waar we werk van wilden maken groeide snel onder onze handen, dank zij het enthousiasme van kinderen, ouders en collega’s.
Wat me vandaag duidelijk lijkt, is dat we er toen in slaagden het gevaar voor het dogmatiseren af te wentelen. Het lukte niet altijd, maar bijna. Freinet en Oury waren referenties. Wij probeerden ons te beperken tot de coöperatie in de klas. We steunden groepen en individuen bij het ontwikkelen van hun leerproject. Voor ons was de Klasraad altijd bepalend. In gemeenschap namen we steeds opnieuw voorstellen aan van iedereen. In gemeenschap hielpen we elkaar vragen formuleren voor elk beginnend project. Zo kwam wie een onderwerp onderzocht niet alleen tegemoet aan de eigen nieuwsgierigheid maar ook aan die van de andere leden van de groep. Toen waren, krant, school- en publieke bibliotheek de informatiebronnen. Het telefoontoestel was het middel om contact te leggen met mensen die ingingen op onze uitnodiging naar de klas te komen, of die we zelf gingen opzoeken. We hielpen de kinderen bij het vergelijken van informatie en het nagaan van de geloofwaardigheid ervan. Daarop volgde dan de publieke voorstelling van elk werk.
Net zoals nu was dat geen gemakkelijke taak. Maar is het niet wat onderwijzers doen die kinderen, auteur van hun leerproces, helpen om zich hun eigen weg uit te tekenen, samen en tussen anderen die zich eveneens een weg banen.
Die wegen lopen naast elkaar en kruisen elkaar vaak. Zoals die morgen, aan de deur van het kleine gebouwtje waar ons avontuur begon in 1979.