In 1899 sprak onderwijzer Edward Peeters over zijn moeilijkheden met de plaatselijke schooldirecteurs en de inspectie die zijn klas niet ordelijk genoeg vonden. Het probleem was dat hij, zoals hij zelf zei, niet van de zitenluister-klas hield zoals hij zelf zei, en liever een actieve klas wilde. Hij had interesse voor Abbotsholme en Bedales. Hijzelf werkte in het stedelijk onderwijs en had niet de vrijheid die de particuliere colleges hadden. Hij had bewondering voor Ligthart en voor de Rein Leven beweging in Nederland en de Lebensreform in Duitsland. Beide bewegingen verdedigden betere voeding, liefst vegetarisch, en meer beweging.
Wanneer Peeters in oktober 1909 het Minerva-tijdschrift lanceert met de medewerking van Ferrière en andere voorlopers van de Nieuwe Schoolbeweging heeft hij het vooral over de actieve klas. Het tijdschrift publiceerde gelukwensen vanwege Prins Albert, toekomstige koning van België. Na de eerste wereldoorlog poogde Peeters de actieve klas in het publiek onderwijs verder uit te bouwen maar hij werd voortdurend tegengewerkt.
Ondertussen had de Internationale Liga voor het Nieuwe Onderwijs (LIEN) ook in België zijn aanhang. Onder de leden zien we weerom vooral leerkrachten en pedagogen die particuliere instellingen. Uiteraard is onder ons de naam Ovide Decroly bekend.
Het Belgische leerplan van 1936 houdt rekening met de ervaring van Decroly en er zijn concrete voorstellen in om de klas actiever te maken. Nogmaals is er officieel aandacht om de kinderen minder tot zitten en luisteren te verplichten. Na de tweede wereldoorlog wordt dit leerplan terug opgenomen, maar in het openbaar onderwijs is er veel tegenstand tegen de actieve klas en over gezonde voeding wordt zelfs niet meer gesproken. Tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw maken ondermeer leden van LIEN en onderwijzers die onderdak vinden in organisaties zoals AKO of WERP de actieve klas mogelijk dank zij een geheel aan technische en conceptuele middelen. Vandaag vinden we in sommige scholen van het gemeenschapsonderwijs pedagogische modellen die de zitenluister-klas niet nodig hebben om kinderen het leerplan te laten doorlopen.
En toch wordt vandaag nog steeds gewezen op het feit dat teveel kinderen te lang moeten stil zitten in de klas en dat vele scholen niet voldoende gezonde voeding aanbieden.
Ik weet niet gedurende hoeveel decennia men kan volhouden dat het om een teken des tijds gaat. Volgens mij gaat het om de voort durende onwil van wie bestuurlijke macht heeft, in het land, in de school en in de klas, om te breken met de routines van de armenscholen van Lancaster of La Salle en de actieve klas als werkomgeving voor schoolkinderen mogelijk te maken.
Wanneer Peeters in oktober 1909 het Minerva-tijdschrift lanceert met de medewerking van Ferrière en andere voorlopers van de Nieuwe Schoolbeweging heeft hij het vooral over de actieve klas. Het tijdschrift publiceerde gelukwensen vanwege Prins Albert, toekomstige koning van België. Na de eerste wereldoorlog poogde Peeters de actieve klas in het publiek onderwijs verder uit te bouwen maar hij werd voortdurend tegengewerkt.
Ondertussen had de Internationale Liga voor het Nieuwe Onderwijs (LIEN) ook in België zijn aanhang. Onder de leden zien we weerom vooral leerkrachten en pedagogen die particuliere instellingen. Uiteraard is onder ons de naam Ovide Decroly bekend.
Het Belgische leerplan van 1936 houdt rekening met de ervaring van Decroly en er zijn concrete voorstellen in om de klas actiever te maken. Nogmaals is er officieel aandacht om de kinderen minder tot zitten en luisteren te verplichten. Na de tweede wereldoorlog wordt dit leerplan terug opgenomen, maar in het openbaar onderwijs is er veel tegenstand tegen de actieve klas en over gezonde voeding wordt zelfs niet meer gesproken. Tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw maken ondermeer leden van LIEN en onderwijzers die onderdak vinden in organisaties zoals AKO of WERP de actieve klas mogelijk dank zij een geheel aan technische en conceptuele middelen. Vandaag vinden we in sommige scholen van het gemeenschapsonderwijs pedagogische modellen die de zitenluister-klas niet nodig hebben om kinderen het leerplan te laten doorlopen.
En toch wordt vandaag nog steeds gewezen op het feit dat teveel kinderen te lang moeten stil zitten in de klas en dat vele scholen niet voldoende gezonde voeding aanbieden.
Ik weet niet gedurende hoeveel decennia men kan volhouden dat het om een teken des tijds gaat. Volgens mij gaat het om de voort durende onwil van wie bestuurlijke macht heeft, in het land, in de school en in de klas, om te breken met de routines van de armenscholen van Lancaster of La Salle en de actieve klas als werkomgeving voor schoolkinderen mogelijk te maken.